- rijp
- rijp1{{/term}}〈de〉1 [aanslag van ijskristallen] givre 〈m.〉2 [dunne waas op vruchten, planten] pruine 〈v.〉————————rijp2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [algemeen]mûr 〈ook figuurlijk〉2 [m.b.t. kaas] fait♦voorbeelden:1 een rijp gezwel • un abcès mûreen rijp oordeel • un jugement mûrde tijd is daarvoor nog niet rijp • le temps n'est pas encore mûr pour ce genre de chosesrijp voor de sloop • bon pour la cassezij is rijp voor het gekkenhuis • elle est bonne à enfermerhet volk was rijp voor de opstand • le peuple était mûr pour la révolte→ {{link=vroeg}}vroeg{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.